Op de derde dag van Poëzieweek een gedicht van Monique van der Kubbe:
Een gedicht begin je niet met adem
ik mocht één wereld
van papier
ik mocht kringen tekenen
ik mocht één vlinder
ik mocht een vogel
in mijn hand
en ik mocht vooral jou nooit vinden
jij
die praat over fossiele weides
tuinen waar ik in liggen kan
over water dat mij probeert
na te bootsen
“hij misbruikt mijn lichaam
als een akker
waarop hij zaaien kan”
ik, op mijn beurt
in mijn wereld zonder stenen
ik had altijd graag een huis gewild
waar ik naakt een deur kon opendoen
waar ruimte was
een huis met rondom bloemen
met een trap op maat gemaakt om uit de tijd te klimmen
het licht te kunnen zien groeien
er is immers een kamer waar de dag begint
met duizend
en waar de nacht niet uit schuim bestaat
Monique van der Kubbe